Verbintenissen van strikt recht en verbintenissen naar goede trouw
Evolutie van strikte interpretatie naar interpretatie te goeder trouw.
1) In de klassieke periode: Strikte indeling al naargelang aan de verbintenis een actiones stricti iuris of een actiones ex bona fide aan verbonden was. Dit was afhankelijk van de aard van de verbintenis. Bij stricti iure moest men uitvoeren wat er stond, bij bona fide staan die woorden oorspronkelijk in de formula. De rechter mag dan heel de actio opentrekken tot de volledige verhouding tussen de partijen.
2) De gevolgen van de exceptio doli: In de klassieke periode zal de exceptio gelijkgesteld worden aan de bona fide, omdat de gevolgen min of meer gelijk zijn. Met als gevolg dat er rekening werd gehouden met bedrog en geweld wanneer er een betwisting was over een verbintenis. Iets dat bij ons een wilsgebrek was, werd zo een louter processueel element. Wat als verbintenissen strikt moesten geïnterpreteerd worden, en er toch sprake was van bedrog of andere? Dan kon ook deze verbintenissen afgedwongen worden, maar de verweerder kreeg dan wel de actio doli.
3) Toepassing van bona fide:
- nevenverplichtingen tussen de partijen, evenals vormeloze afspraken die gelijk met de hoofdactie tot stand zijn gekomen spelen een rol bij het beoordelen.
- Bedrog (dolus malus) en onrechtmatige dwang (metus) bij het tot stand komen van de verbintenis.
- Naast de bevrijding van de verbintenis kan de rechter in een iudicium e bona fide ook direct schadevergoeding toekennen, zonder dat de schuldenaar zoals bij de acties van strikt recht apart een actio de dolo moet gaan instellen.
- Schade bij ongeval aan lichaam die verergerd wegens slechte verzorging van het slachtoffer kan niet op de schuldenaar verhaald worden. In onze Cassatie rechtspraak is dit een algemeen beginsel.
- Wanneer iemand reeds afstand had gedaan van zijn vorderingsrecht, kon hij zich daar later niet meer op beroepen, aangezien dat tegen de openbare orde in druiste.
- Ook het retentierecht was niet gebaseerd op een actio of een procesmiddel, het was gewoon een deel van de exceptio doli.
4) Verdere evolutie: Hoewel het onderscheid eigenlijk geen inhoud meer had, zou Justinianus dit onderscheid nog wel handhaven, hoewel er in de cognitio extra ordinem geen formules meer werden gebruikt. Ook in de middeleeuwen werd dit onderscheid overgenomen, ondermeer in het handelsrecht. Onder invloed van de canonisten kreeg het begrip “e bona fide” een ethische dimensie, die door de Spaanse scholastiek en de school van het Natuurrecht werd overgenomen. Dit zal later ook in ons art.1134 terecht komen.