Transmissiemedia
Fysieke dragers van diverse signalen die van Z naar O moeten worden gezonden.
2categorieën: - draadgebonden media: geleider gebruikt zoals draad of kabel
- draadloze media: radiogolven over verschillende frequenties(geen geleidende
media nodig)
Belangrijk verschijnsel: signalen hebben last van tegenwerkende krachten zoals demping en verstoring
Demping: amplitude v/h signaal wordt traag maar zeker kleiner, terwijl bij straalverbindingen en glasvezelkabel de signalen aan kracht inboeten.
De signalen worden ook vervormd en er treden vertragingen van de frequenties op door ruis.
Deze ruis wordt opgewekt door warmtebewegingen v/d elektronen en overspraak
Overspraak wordt veroorzaakt door elektromagnetische inductie omdat de geleiders bij elkaar in 1 behuizing zijn ondergebracht.
Hoe hoger de snelheid op de lijn , hoe groter de kans op fouten.
Draadtypes
Twisted pair
Twee paasgewijs in elkaar gedraaide koperdraden, elk voorzien van een plastic afscherming.
De draden zijn in elkaar gedraaid om lijnstoring te voorkomen.
De beschikbare bandbreedte hangt af van de lengte en de dikte van de koperen ader.
Twisted pair is niet meer veel gebruikt omdat de verbindingen veelal worden vervangen door glasvezel.
Coax
Bestaat uit slechts 1 koperader met daaromheen isolatiemateriaal. Om dit isolatiemateriaal heen bevindt zich een metalen mantel van gevlochten draad als retourkanaal(om storingen op te vangen).
Glasvezel
Transporteert gegevens d.m.v.licht., waarbij de lichtimpulsen en pauzes de enen en nullen voorstellen.
De lichtbundel die in de glasvezel wordt geleid moet zo snel mogelijk van Z naar O worden verzonden. Hoe dunner de kabel, hoe sneller de lichtbundel wordt getransporteerd.
Er zijn drie soorten glasvezel:
- step-index multimode vezel , doorsnede 0,05 mm
- step-index monomode vezel, doorsnede 0,005 mm
- graded-index multimode vezel, doorsnede 0,05 mm
Multimode vezel houdt in dat meerdere lichtstralen in een vezel worden getransporteerd.
Bij monomode wordt het licht in 1 rechte lijn door de vezel getransporteerd zonder te weerkaatsen.
Bij graded-index multimode zorgen meerdere glaslagen met een verschillende brekingsindex ervoor dat de lichtstralen naar het midden van de vezel worden afgebogen
Hierdoor wordt een betere transportsnelheid gerealiseerd waardoor en meer informatie over langere afstand kan worden getransporteerd.
Aan de zendzijde van de glasvezelkabel wordt een LED of laserdiode gebruikt om de lichtsignalen op te wekken en over de glasvezelkabel te versturen.
Het omzetten van de inkomende signalen naar de lichtsignalen gebeurt door de LED. Deze lichtpulsen gaan door de glasvezel naar de ontvangstzijde en worden tussendoor eventueel versterkt. Aan het einde van de kabel wordt het lichtsignaal door een fotoceldiode terug omgezet in een digitaal signaal.
Infrarood
Bij het transport van gegevens via infrarood wordt elektromagnetische straling gebruikt. De golflengte van die straling ligt onder die van het zichtbare licht.
De Z en de O mogen niet verder dan 25 meter van elkaar af staan en moeten in elkaars blikveld staan.
Straalverbindinge
Parabolische antennes in de vorm van schotels worden op torens of hoge gebouwen geplaatst om gegevens via de ether naar een andere antenne te sturen.
Kan gegevens over 10-tallen kilometers ver sturen.
Er wordt gebruikgemaakt van microgolven., die zenden op een frequentie tussen de 10 en 100 Gigahertz
De Satelliet
Op een afstand van ongeveer 36000km afstand boven de aarde bevindt zich een satelliet.
De satelliet draait met dezelfde snelheid als de aarde, zodat ze stilstaat t.o.v. de aarde.
Daarom wordt de baan van de satelliet een geostationaire baan genoemd.\
Grondstations versturen microgolfsignalen naar de satelliet via schotelantennes. De satelliet versterkt deze signalen en stuurt ze verder naar een ander grondstation.
Nadeel = de relatief lange tijd die nodig is om de gegevens van en naar de satelliet te transporteren.
Bij het verzenden van gegevens tussen van het grondstation en de satelliet worden 2 kanalen onderscheiden.
- uplink : van het grondstation naar de satelliet, waarbij 2 kanalen beschikbaar zijn voor full-duplexverkeer (bandbreedte tussen 5,9 en 6,4 GHz)
- downlink : van de satelliet naar het grondstation, waarbij 2 kanalen beschikbaar zijn voor full-duplexverkeer (bandbreedte tussen 3,7 en 4,2 GHz)
Een satelliet bevat 10 tot 20 transponders. Deze versterken het inkomende signaal en zenden dat vervolgens weer door op een andere frequentie. Een transponder heeft een bandbreedte van 50 MHz die zowel te gebruiken is voor spraak als voor data.