Straf- of schadebeding
Een strafbeding is een beding waarbij een partij zich in geval van niet-uitvoering verbindt tot de betaling van een forfaitaire vergoeding van de schade die door de niet-uitvoering wordt geleden.
Er zijn echter beperkingen:
- Uitdrukkelijk verboden door Art. 1023 Ger.W. zijn zogenaamde verhogingsbedingen waardoor het bedrag van de schuldvordering automatisch verhoogd wordt als de schuldeiser naar de rechter stapt om het op te eisen. Zo'n verhogingsbeding is immers in strijd met het fundamentele recht om naar een onafhankelijke rechter te stappen.
- Volgens Art. 1231, §1 kan de rechter — ambtshalve of op verzoek van één van de partijen — het bedrag van een strafbeding verminderen als het de potentiële schadebegroting die men bij de contractsluiting kon overzien overstijgt.
Hij kan het bedrag verminderen tot minimaal het bedrag dat men zou krijgen bij een "normale" schadevergoeding wegens wanprestatie. Ook kan hij het verminderen indien de hoofdverbintenis toch gedeeltelijk is uitgevoerd. - Volgens de Handelspraktijkenwet97 zijn bedingen die tot exorbitante schadevergoedingen leiden bij wanprestatie van de koper, relatief nietig. Bovendien mag geen schadebeding ten laste van de koper worden voorzien wanneer geen gelijkaardig beding ten laste van de verkoper wordt voorzien.
- De rechter kan het strafbeding ook matigen bij rechtsmisbruik van de schuldeiser. Dit is een toepassing van de matigende of beperkende werking van de goede trouw.
- Zelfs als er een schadebeding is, mag een schuldeiser toch de uitvoering in natura vragen.