Sociale status en sociale rol
Elke sociale positie krijgt in de samenleving een zekere waardering mee. Dit is de sociale status. Bij elke sociale positie hoort een specifieke sociale status. De persoonlijke manier waarop mensen hun positie bekleden, kan aanleiding geven tot een hoger of lager sociaal aanzien. Sociaal aanzien is wel aan de persoon gekoppeld. De statuscongruentietheorie stelt dat van de mensen wordt verwacht dat ze steeds in overeenstemming met hun status handelen. De sociale omgeving is hierin een sturende factor.
Op grond van de posities die we bekleden, worden bepaalde gedragingen van ons verwacht en andere gedragingen uitgesloten. Mensen kruipen in de huid van de bestaande positie. Via leerprocessen maken mensen zich rollen eigen en in dat leerproces worden ze gestuurd door de sociale omgeving. Aan elke sociale positie is een aantal sociale rollen gekoppeld. Deze rollen vormen samen een rollenstel. Er bestaat een hiërarchie inzake de verwachtingen die aan posities gekoppeld zijn. Dahrendorf:
- Muss erwartungen: hieraan kunnen we ons niet onttrekken op gevaar van strafrechtelijke sancties.
- Soll erwartungen: hieraan kunnen we ons moeilijk onttrekken op straffe van sociale sancties.
- Kann erwartungen: de handelingen zijn niet verplicht, maar het stellen ervan brengt wel een positieve waardering met zich mee.
Het geheel van de verwachtingen over het gedrag dat bij een positie hoort is een rollenstel. Een rolconflict is een structureel fenomeen. Hiervoor zijn drie voorwaarden nodig: tegenstrijdige verwachtingen die met elkaar worden geconfronteerd en die op een of andere wijze afdwingbaar zijn via sociale sancties. Bij een intern rolconflict gaat het om een conflict tussen verschillende rollen die bij een zelfde positie behoren. Bij een extern rolconflict doet zich een conflict voor tussen rollen die bij verschillende posities behoren.
Er is slechts sprake van een rol wanneer er een zekere mate van collectieve overeenstemming is over de inhoud ervan en wanneer de sancties zijn voorzien.
- Merton stelde in de eerste plaats dat niet alle deelnemers van een rollenstel evenveel belangstelling hebben voor elkaars gedragingen.
- Ten tweede stelde hij dat de verschillen in macht en gezag een vrij grote autonomie voor de positiebekleder kunnen garanderen.
- Ten derde kan het rolbetrokken gedrag worden afgeschermd, maar dit kan niet te ver gaan.
- Ten vierde wordt de positiebekleder bevrijd van een situatie van één tegen allen wanneer hij de uiteenlopende eisen die de deelnemers aan een rollenstel hebben, aan al de deelnemers duidelijk maakt.
- Ten vijfde kunnen de bekleders van gelijkaardige posities onderling steun zoeken. Bijvoorbeeld door het oprichten van verenigingen.
- Ten zesde kan het rollenstel ingeperkt worden, waardoor een grotere consensus tot stand komt.
Rolattributen en statussymbolen zijn de waarneembare dimensie van de sociale rol en de sociale status.rolattributen zijn uiterlijke tekenen ter herkenning van een positiebekleder of voorwerpen die nodig zijn om een rol te kunnen vervullen. Ze zijn een non verbaal communicatiemiddel. Wanneer deze rolattributen verworden tot utilitaire herkenningstekens, spreken we van statussymbolen. Het worden verwijzingen naar een schaars sociaal goed dat zich achter de sociale positie bevindt.