Referentiegroep theorie
- aanzet: S. Stouffer (1949), The American Soldier: o.m. houding van soldaten tegenover hun promotiekansen
-“relatieve deprivatie”: houding tegenover bepaalde vormen van achterstelling wordt eerder bepaald door normen die gehanteerd worden om de situatie te beoordelen, dan door de werkelijke graad van achterstelling
- verdere uitwerking: R. Merton (1957): relatieve deprivatie & referentiegroeptheorie
- soorten referentiegroepen
- normatieve referentiegroep: fungeert als een bron van waarden en normen waarop een persoon zijn gedrag afstemt
- comparatieve referentiegroep: fungeert als een vergelijkingsbasis en wordt als dusdanig door een persoon aangewend om zijn eigen situatie te beoordelen
- welke factoren bepalen of een gegeven persoon een groep of collectiviteit (waartoe hij al dan niet behoort) als referentiegroep zal kiezen?
® enkele situaties waarin de kans groter wordt dat iemand een referentiegroep zal nemen waartoe hij/zij niet behoort
- lidmaatschap van een bepaalde groep houdt meer prestige in
- betrokkene neemt binnen de eigen groep een eerder marginale positie in
- betrokkene is in hoge mate opwaarts beroepsmobiel (anticipatory socialisation)
- wat brengt iemand ertoe een specifieke referentiegroep te kiezen?
® elk kenmerk van een bepaalde groep kan een gedeeltelijke verklaring bevatten voor het feit dat een bepaald persoon een gegeven referentiegroep heeft gekozen
Þ waarden en normen van groepen waartoe men niet behoort, maar die men wel als referentiegroep beschouwt, kunnen het individu evenzeer beïnvloeden, als waarden en normen van groepen waartoe men daadwerkelijk behoort