Natrekking
Het goed van de grootste waarde trekt de rest tot zich toe. (vb. aanslibbing, eilanden in een rivier,...) Er bestaat een belangrijke casuïstiek rond deze thematiek. Bij zaakvermenging van roerende zaken werd degene wiens zaak meest bijgedragen heeft tot de nieuwe zaak de nieuwe eigenaar. Maar wat bij opdrachtgeving, loonwerker?? Bijvoorbeeld Julius geeft 5 meter stof aan een kleermaker voor een nieuwe toga. Het werk van de kleermaker is meer waard dan de stof, en dus heeft de kleermaker de grootste bijdrage geleverd tot de nieuwe zaak. Wat als Julius nu de stof gewoon terug opeist (nu in de vorm van een toga) zonder te moeten betalen (kleermaker is wel nieuwe eigenaar van de toga maar zal dan schadevergoeding moeten betalen voor de stof). Bij ons heeft men er een nieuwe rechtsterm voor moeten creëren, het retentierecht; bij de Romeinen lost men het processueel op. De kleermaker last op de revindicatie van de eigenaar de exceptio doli in, en zal gelijk krijgen voor de rechter.
Bij een langdurige relatie tussen loonwerker en opdrachtgever kan de loonwerker bij gebrek aan betaling van de opdrachtgever alles achterhouden. Zuiver theoretisch gezien kan hij dit niet, want de dingen die niet betaald zijn zijn al geleverd en de dingen die hij achter houdt heeft hij eigenlijk nog geen recht over. In ons rechtstelsel is dit nog niet helemaal opgelost, in het Romeins recht moet de loonwerker gewoon een exceptio doli inlassen wanneer de opdrachtgever de ingehouden dingen opeist met een revindicatie.
Bij onroerende goederen spreken we van opstal. Een huis en een grond eronder moesten altijd gerevindiceerd worden door dezelfde persoon. De opstal week voor de grond, maar de opstalhouder kreeg in de klassieke periode een interdict instellen tegen de opstalgever wegens storing van rustige woonst. Het was louter een kwestie van possessio dus. Bij Justinianus kregen beide partijen een actio in rem, dit kwam wel op hetzelfde neer als een interdict.