John Locke (1632-1704): de grondlegger van het politieke liberalisme
Leven en werk: zoon van Puriteins advocaat, aanhanger van de Parlementspartij in de burgeroorlog; studeerde klassieke talen, theologie, filosofie en geneeskunde; was persoonlijk medewerker bij lord Ashley, Earl of Shaftesbury, leider van Parlementspartij en tegenstander van restauratie van Stuarts; op verdenking van een complot tegen de koning vluchtte Shaftesbury naar Holland; Locke volgde hem wat later; Locke verbleef in Leiden bij Philip van Limborgh, een Arminiaanse theoloog; Locke maakt er kennis met het religieuze gedoogbeleid in Holland en schrijft er zijn voornaamste werken, ondermeer ‘Epistola de Tolerantia’; bij de ‘Glorious Revolution’ in 1688 keert Locke terug naar Engeland waar hij verder blijft publiceren tot zijn dood;
Werken:
– Epistola de Tolerantia: een pleidooi voor godsdienstige tolerantie; tegen Hobbes in stelt Locke dat een eenheidsgodsdienst niet nodig is voor orde in de samenleving; integendeel, de interventie van de staat in de godsdienst ligt aan de bron van religieus geïnspireerde burgeroorlogen; Locke maakt wel een uitzondering voor atheïsten (hun gebrek aan godsbewustzijn ondermijnt hun burgerzin) en voor katholieken (zij onderwerpen zich aan het gezag van een andere overheid, nl. de paus, wat eveneens de burgerzin ondermijnt);
– Essay concerning human understanding’: bij de geboorte is de menselijke geest een ‘tabula rasa’; alle kennis komt voort uit gewaarwording en reflectie; de dingen hebben primaire eigenschappen, die aan de dingen eigen zijn, en secundaire eigenschappen, die voortvloeien uit onze waarnemingen; Locke is grondlegger Britse empirisme, wat spoort met de ontwikkeling van de moderne wetenschappen; Locke was goed bevriend met Newton en andere leden van de Royal Society
Politieke en rechtsfilosofie
– Voornamelijk ontwikkeld in ‘Two Treatises of Government’
– Werk is reactie op ideeën van Robert Filmer (‘Patriarca’); Filmer reageert in dit werk op De Groot en Hobbes die de staatsmacht baseerden op een sociaal contract (zie voorheen); volgens Filmer is de staatsmacht gegrondvest in de schepping: god heeft Adam koning gemaakt van de mensheid en de latere koningen zijn zijn opvolgers met een even absolute macht als Adam;
– Natuurtoestand en sociaal contract : zoals Hobbes en De Groot zoekt Locke de grondvesten van het politiek gezag in een sociaal contract; de Lockeaanse versie van de natuurtoestand verschilt echter grondig van de Hobbesiaanse zodat ook het sociaal contract er anders uitziet;
De Lockeaanse natuurtoestand: in de pre-sociaal-contractuele natuurtoestand heerst er niet per se een oorlog van allen tegen allen want de mensen kunnen ook zonder staatsgezag nadenken over de fundamentele regelen van het samenleven en deze regelen wederzijds erkennen en naleven; redelijke mensen komen door reflectie uit op de volgende vier grondregelen:
1. gelijkheid in rechte: mensen zijn gelijk als kinderen van Gods’ schepping; wie een ander tot slaaf reduceert gaat in tegen Gods’ wil; God heeft gewild dat wij elkaars autonomie respecteren;
2. respect voor eigendomsrecht: wie middelen, die nog van niemand zijn, aanwendt voor onderhoud van zichzelf verwerft daardoor een eigendomsrecht dat tegenstelbaar is aan alle andere mensen, zolang men genoeg overhoudt voor anderen (‘Lockean proviso’); de originele titel van het eigendomsrecht ligt dus in arbeid (‘mixing with his own labour’); =een anti-etatistische en anti-feodale eigendomsleer; Lockeaanse eigendomsleer werd gebruikt (misbruikt?) door kolonisten in Amerika; Indiaanse stammen leefden in ‘natuurtoestand’ en bewerkten de gronden niet, dus mochten kolonisten gronden innemen om ze te bewerken;
3. Het recht op zelfverdediging: in de natuurtoestand hebben de mensen tevens het recht hun vrijheid en eigendom zelf te verdedigen tegen aantastingen door anderen;
4. het recht om op te treden om de natuurlijke wet af te dwingen in het publieke belang: vrij vage regel; van dit recht maken de mensen gebruik als ze overeenkomen een overheid te belasten met de afdwinging van regel 1,2 en 3;
Sociaal contract: hoewel de natuurtoestand niet leidt naar een oorlog van allen tegen allen kunnen er wel problemen rijzen met de uitoefening van het recht op zelfverdediging; sommige mensen hebben een gemis aan bewustzijn omtrent de natuurwet of interpreteren die uiteenlopend; in zelfverdedigingsituatie is iedereen rechter in zijn eigen zaak wat tot partijdigheid kan leiden; tenslotte kan de bestraffing van overtredingen van de natuurwet te licht uitvallen; kortom, ook in de natuurtoestand versie Locke kan er behoorlijk wat wanorde bestaan;daarom is het rationeel een overheid te installeren met evenwel een beperkte opdracht, nl. een afdwingingsapparaat uit te bouwen voor de afdwinging van de natuurwet; de staat heeft als fundamentele opdracht ‘life, liberty and estate’ (leven,vrijheid,eigendom) van zijn burgers te waarborgen; de staat kan niet meer rechten hebben dan diegene die hem werden overgedragen; als een burger X in de natuurtoestand niet het recht heeft te stelen van burger Y dan heeft de staat ook niet het recht te stelen van X of Y; deze versie van het sociaal contract legt de basis van de liberale leer van de beperkte staat, een staat waarvan de bevoegdheden principieel worden beperkt tot een aantal taken; als de staat deze limieten overtreedt verliest hij zijn legitimiteit en zijn de burgers niet meer tot gehoorzaamheid aan de staat gebonden;
Scheiding der machten en democratie: om te voorkomen dat de staat buiten zijn oevers treedt, verdedigde Locke een systeem van ‘checks and balances’ : de verschillende functies van de staat moeten gespreid worden over verschillende, van elkaar onafhankelijke instanties; als alle functies in één hand terechtkomen is het gevaar groot dat de staat zijn natuurrechtelijke grenzen niet respecteert; Locke onderscheidt:
• Wetgevende macht: het stemmen van wetten, waarin de natuurlijke rechten van de burgers in teksten worden geformuleerd en sancties worden gesteld op de schending ervan; deze functie komt toe aan een gekozen volksvertegenwoordiging;
• ‘Executive power’ : de toepassing en uitvoering van de gestemde wetten, enerzijds door de rechterlijke macht, anderzijds door de administratie; de administratie staat onder de leiding van de (constitutionele) monarch;
• ‘Federative power’: voornamelijk de buitenlandse politiek; beslissingen inzake oorlog en vrede; sluiten van verdragen; gebeurt door de (constitutionele) monarch;
Invloed van John Locke: de Lockeaanse ‘threepack’, nl. godsdiensttolerantie, natuurlijke mensenrechten en beperkte, democratische gelegitimeerde staat, heeft de politieke evolutie sterk beïnvloed
– 1 De ‘Glorious Revolution’ in Engeland: uitvaardiging van ‘Habeas Corpus Act’ en ‘Bill of Rights’: idee van beperkte staat en natuurlijke rechten werkt hierin door; Locke inspireert Whig-partij; 18° eeuw in Engeland gekenmerkt door grote individuele vrijheid
– 2.Frankrijk : ideeën van Locke en Whigs bekend via Montesquieu; eerder gematigd conservatief denker: beste regime is dat wat zich meest aanpast aan aard van bevolking, klimaat, economische middelen, enz.; zo vindt men steeds wel een argument om status-quo te handhaven; Montesquieu beschrijft evenwel ook Engelse politieke systeem , nl. als een systeem dat de vrijheid als hoogste doel heeft, waarin de vorst respect heeft voor het recht, en waarin scheiding der machten is doorgevoerd; daarbij geeft Montesquieu een versie van de scheiding der machten die verschilt van die van Locke, maar uiteindelijk de ‘klassieke’ wordt die zal prevaleren in de 19 ° eeuwse grondwetten.
-’trias politica’// Montesquieu
wetgevende: wetten maken, door volksvertegenwoordiging;
rechterlijke macht: wetten toepassen (rechters zijn ‘bouches de la loi’): door
rechters uit het volk (onafhankelijk van vorst);
uitvoerende: regelen uitvoeren, administratie; buitenlandse politiek; door vorst;
-de Montesquiaanse geïdealiseerde versie van het Engelse politieke systeem had veel invloed op de Franse revolutie, althans in haar eerste, liberale fase; de goedkeuring van ‘La Déclaration des Droits de l’homme et du citoyen’, 1789) (persoonlijke vrijheid,eigendom, recht op zekerheid, weerstandsrecht), een grondwet gesteund op de scheiding van de machten, een codificatie van het burgerlijk recht ;
Verenigde Staten: tot 1760 : weinig interventie van Engeland in Amerikaanse koloniën (‘salutary neglect’); ideeën van Locke, Montesquieu en de Whigs vinden ruime verspreiding; na 1760: conservatieve regeringen willen meer controle op Amerikaanse koloniën: mercantilistische politiek, aan banden leggen van autonomie van statelijke assemblees; gevolg hiervan: revoltes (‘Tea Party’): eisen inspraak ( ‘no tax without consent’) ; Amerikaanse revolutie en onafhankelijkheidsoorlog; ‘Declaration of Independence’(1776), ‘Bill of Rights’ en ‘American Constitution’(1789); = duidelijke formulering van mensenrechten (in klassieke betekenis, bv. ‘freedom of speech’(First Amendment), scheiding van kerk en staat,eigendomsrecht , democratische controle op regering, territoriale decentralisatie door federalisme;