Jean-Jacques Rousseau: ‘enfant terrible’ van de Franse Verlichting (1712-1778)
Rousseau wordt dikwijls tot de Franse Verlichting gerekend; dit was hij alleen in tijd en ruimte, niet qua ideeën; zijn ideeën staan haaks op de ‘mainstream’ van de Engelse en Franse Verlichting die individualistisch,rationalistisch en optimistisch was;
Leven en werk : geboren in Calvinistisch Genève; talentvol musicus en musicoloog, cultuurcriticus,politiek filosoof, pedagoog, romanschrijver; zwierf rond in Italië, Engeland (bij David Hume);
Wint prijs van Academie van Dijon met essay over vraag ‘Heeft de vooruitgang van kunsten en wetenschappen bijgedragen tot een veredeling van de zeden?’; antwoord van Rousseau is negatief; gouden tijd van mensheid ligt in een ver verleden, voor er sprake was van enige beschaving; creëert de mythe van ‘le bon sauvage’, wiens grootste deugd de onwetendheid is; beschaving, vernieuwing is bron van corruptie en verdorvenheid;
Verdere werken : ‘ Discours sur l’origine de l’inégalité’, ‘Emile’, ‘Le Contrat Social’;
Jean-Jacques Rousseau: politieke filosofie
1. Beschavingspessimisme: stedelijk complexe samenleving vergt complexe en formele gedragscode voor anonieme relaties (‘Gesellschaft’ ipv ‘Gemeinschaft’); // Rousseau is dit hypocriet; ware geluk in instinctieve bevrediging van eenvoudige en natuurlijke behoeften zoals bv. orang-oetang; mens heeft echter vrije wil en heeft voor kwaad gekozen, nl. materiële rijkdom via technische ontwikkeling en privaat eigendom; ‘ De eerste mens die een stuk grond in bezit heeft genomen en tot de bevinding kwam dat anderen zo naïef waren te geloven dat het inderdaad het zijne was, dat is de eerste stichter van de beschaafde samenleving’; daar ligt de oorsprong van alle ongelijkheid en van alle onrecht. De primitieve gouden tijd van de ‘bon sauvage’ komt niet meer terug; van deze benarde toestand kunnen we evenwel nog iets maken door opvoeding en door politiek;
2. Opvoedingsfilosofie: vertrekken van natuurlijke goedheid van de mens, die bedreigd wordt door de beschaving; kind afschermen zodat het kind opgaat in het natuurlijke, in het momentane; het ‘woordloos’ overleven door onmiddellijke omgang met de dingen (dus geen taalonderricht); nadruk op affectie als essentiële sociale band; opvoedingsfilosofie had grote invloed op romantisme (terugkeer naar ‘natuur’, vlucht in eenzaamheid, nastreven van absolute liefde);
3. Het sociaal contract: affectieve opvoeding is niet voldoende, want mens leeft in gemeenschap; huidige samenleving is evenwel verdorven en moet dus gereconstrueerd worden; aangezien de mens zijn natuurlijke deugd heeft verloren moet deze vervangen worden door burgerlijke deugd; dat kan door een sociaal contract waarbij :’ Chacun de nous met en commun sa personne et toute sa puissance sous la suprême direction de la volonté générale; et nous recevons en corps chaque membre comme partie indivisible de tout.”Sociaal contract is een soort stichtingsakte van een collectief persoon waarbij elk individu volledig opgaat en nog slechts als een volledig afhankelijk onderdeel, als perfecte burger, voortbestaat.
4. Volonté générale : ≠ optelsom van individuele ‘willen’;= autonoom belang van de gemeenschap, het Volk. Aangezien de staat gesticht is om de vrijheid en het algemeen welzijn te behartigen, kan de algemene wil niet dwalen; als er een tegenstelling is tussen de individuele wil en de algemene wil zal deze laatste prevaleren; omdat individuen kunnen dwalen mag wetgevende macht niet in handen zijn van volksvertegenwoordiging of volksvergadering; soort geniale wetgever, type Lycurgus, doet voorstellen; volk bekrachtigt.
Jean-Jacques Rousseau: invloed
• Franse revolutie:tweede egalitair-autoritaire fase: invloed op Robespierre: combinatie van
wetgever-leider en soevereine volkswil;
• Thema van de vervreemding: in 19 ° eeuw, Hegel en Marx vervangen emancipatorische werking van de geniale wetgever door geschiedenisproces zelf (bij Hegel : absolute geest; bij Marx : de productiekrachten); vervreemding van mens kan alleen maar opgeheven worden door een radicale transformatie van de menselijke natuur, creatie van een nieuwe mens;
• Romantisme en doctrine van de ‘Volksgeist’: Duitsland van de 19° eeuw, verzet tegen rationalistische natuurrecht en codificatie; wezen en karakter van een volk bepaalt alle cultuurfenomenen (taal, literatuur) maar ook het ‘levende recht’;