Institutionalisme
• Omschrijving:
Een institutie of instelling kan worden omschreven als een samenstelling van rollen (een structuur), die het gedrag van de leden van de gemeenschap reguleert op grond van de waarden (cultuur) van die gemeenschap en dit met de bedoeling aan bepaalde behoeften te voldoen. Instituties zijn dus door de samenleving ontworpen en opgelegde handelingspatronen.
De filosofische antropologie is een wetenschap die de kennis over de mens uit de sociale en biologische wetenschappen verenigt in een globaal beeld. Deze wetenschap zegt dat mensen, vergeleken met dieren, gekenmerkt worden door een wereldopenheid. Deze is het gevolg van de afwezigheid van voorgeprogrammeerd gedrag. Gedrag is bij mensen niet bepaald door instincten. Eigenlijk beschikt de mens over open instincten. Hierdoor ontstaat een gedrags-en handelingsplasticiteit. De wereldopenheid van de mensen is niet alleen een voordeel, maar ook een moeilijke opgave. Om de aangeboden info te kunnen selecteren, moet er ergens een ontlastingmechanisme in werking treden. Dat mechanisme ontstaat door institutionalisatie.
Instituties zorgen voor en regelen een aantal universele aspecten van het menselijke samenleven door het opleggen van passende interactiepatronen. Instituties zorgen voor orde, maar zijn ook dwingend en normatief. Een institutie duidt dus de manier een waarop essentiële taken uitgevoerd en behoeften bevredigd worden op een maatschappelijk voorgeschreven manier.
• Ontstaat van instituties:
Instituties zijn historische constructies. De historiciteit van instituties houdt in dat ze verschillen naar onstaanscontext. Tevens impliceert historiciteit dat het menselijke constructies zijn. Mensen ontwikkelden ze als een antwoord op de eisen die het in stand houden van de menselijke soort stelt.
We moeten een onderscheid maken tussen primaire en secundaire instituties. De primaire instituties zijn deze gericht op het voeden, het reproduceren, het realiseren van het lichamelijke comfort, het scheppen van veiligheid,… Het huwelijk en de familie zijn een goed voorbeeld van een primaire institutie. De instituties die tot integratie van de primaire instituties leiden, noemen we secundaire instituties.
- Het onderwijs is een primaire institutie. Welke opleiding leden van een gemeenschap precies krijgen, wordt politiek bepaald (vb: via eindtermen): de politiek is een secundaire institutie.-
Zoals al eerder vermeld omvat institutionalisering eigenlijk 2 op elkaar ingrijpende deelprocessen: enerzijds cultuurvorming en anderzijds structuurvorming. Beide processen zijn op elkaar afgestemd en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Kenmerken van instituties:
• Instituties bepalen de doelen en de wijze waarop die kunnen worden gerealiseerd.
• Instituties bepalen wie wat doen en hoe de onderlinge verhoudingen tussen actoren zijn.
• Doordat mensen samen doelen op een voorgeschreven wijze realiseren, ontstaan er netwerken. Deze zijn de kern van een groep.
• Wie afwijkt van de regels, wordt gesanctioneerd.
• Instituties scheppen verwachtingen. Deze kenmerken leiden ertoe dat instituties op hun beurt aan de basis liggen van het ontstaat van organisaties met elk een eigen structuur en cultuur.
- Voorbeeld: de historiciteit van voortplanting en familie: hier enkel kinderen in context van huwelijk. In Nieuw-Guinea moet een jonge vrouw bevallen voor ze kan trouwen, en ze kan niet trouwen met de vader van haar kinderen.
Familie= personen die zichzelf verwant beschouwen op basis van bloed, huwelijk adoptie of keuze. Gezin= personen die een wooneenheid delen.
Elke institutionele vormgeving van het menselijke handelen is eigen aan een specifieke maatschappij.-
- Voorbeeld: in Tibet de bevolkingsgroep Nyinba die de bevolkingsgroei in zekere mate moeten beperken. Hiervoor maken ze gebruik van het systeem van polyandrie. Wanneer een vrouw huwt, doet ze dit ineens met alle broers uit een gezin. –
• De voortzetting in de tijd van instituties:
Berger en Luckmann vertrekken van het idee dat elke vorm van menselijk handelen een menselijk product is. Vormen van samenleven zijn organisatiepatronen door mensen ontworpen en ontwikkeld. De manier waarop voortplanting, sociale controle of rechtspraak ontstonden, is gebaseerd op menselijke inbreng. Instituties zijn gebaseerd op een externalisatie van de menselijke praxis. Men kan dus stelle dat mensen ingrijpen in de natuur en zich hierdoor de natuur toe-eigenen. Dit ingrijpen in de externe omgeving noemt men praxis. Externalisatie leidde ertoe dat mensen op bepaalde vlakken moesten samenwerken om hun bestaan te kunnen garanderen. De nieuwe generatie heeft ontwikkelingen van de wijze waarop hun ouders zich aan de natuur aanpasten, niet meegemaakt. Dit leidt ertoe dat de bestaande organisatiepatronen voor de nieuwe generatie een objectieve werkelijkheid vormen. Als de eerste fase van institutionalisering berust op externalisatie, dan kan de tweede fase aangeduid worden als objectivatie.
De nieuwe generaties stellen zich echter wel de vraag naar het waarom van deze of gene gezinsvorm, economische organisaties of religieus stelsel. Het antwoord op die vraag bestaat erin dat men instituties een transcendentaal karakter geeft. Hiermee bedoelen we dat hun oorsprong buiten de wereld geplaatst wordt. Het toekennen van een objectief transcendentaal karakter aan instituties leidt tot het legitimeren ervan. Legitimatie slaat hier op het al legitiem, als wettig en als wenselijk laten ervaren van instituties.
Legitimatie vindt plaats op vier niveaus:
• Kennis over de traditie. (vb: elk gezin streeft ernaar om een eigen huis te kunnen hebben.)
• Geheel van volkwijsheid. (vb: zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.)
• Verantwoording per institutie (vb: wettelijke bescherming van de gezinswoning.)
• Ontstaan van wereldbeschouwingen en ideologieën.
Terwijl vroeger volksverhalen en heilige geschriften bijdroegen tot legitimering op de vermelde niveaus, mogen we tegenwoordig de invloed van de populaire mediaproducten zoals soaps, liedjesteksten, films en dergelijke niet uit het oog verliezen. De institutionele regelingen worden als de vanzelfsprekende maatschappelijke orde aangeleerd gedurende het socialisatieproces. In dat socialisatieproces worden institutionele regelingen door de leden van de samenleving geïnternaliseerd. De manier waarop het handelen moet gebeuren, maakt door dit internalisatieproces deel uit van de persoonlijkheid. Institutionele regelingen krijgen een door mensen gewilde realiteit.