Institutionalisatie
Omschrijving
Institutie / instelling:
o Een samenstelling van rollen (een structuur), die het gedrag van de leden van de gemeenschap – of van bepaalde deelgroepen daarvan – reguleert op grond van waarden (cultuur) van die gemeenschap en dit met de bedoeling aan bepaalde behoeften te voldoen
Bv het gezin: rollen die reproductieve en opvoedkundige behoeften vervullen (volgens bepaalde waarden)
o Zijn door de samenleving ontworpen en opgelegde handelingspatronen
Ze vullen essentiële functies van het georganiseerde samenleven in
Gehlen:
o De filosofische antropologie
o Verenigt de kennis over de mens uit de sociale en de biologische wetenschappen in een globaal beeld
Een aantal biologische kenmerken van mensen
o Wereldopenheid:
De mens is als soort niet gebonden aan een specifieke habitat, maar kan overleven in verschillende klimatische en geografische omstandigheden
Afwezigheid van voorgeprogrammeerd gedrag
Gedrag is bij mensen niet bepaald door instincten
De mens beschikt over open instincten => een gedrags- en handelingsplasticiteit
Niet alleen een voordeel, maar ook een moeilijke opgave
Overstroomd worden met zintuiglijke prikkels en informatie
Om de aangeboden informatie te kunnen selecteren moet er ergens een ‘ontlastingsmechanisme’ in werking treden => ontstaat door institutionalisme
o Instituties zorgen voor en regelen een aantal universele aspecten van het menselijke samenleven:
Voortplanting => nakomelingen
Zorg voor kinderen => voeding, kleding en bescherming
Socialisatie => cultureel aanvaarde levenswijze
Opvoeding => overdracht van kennis
Zingeving => antwoord op vragen naar de zin van het leven
Verdeling van macht => de besluitvorming
Sociale controle => sociale orde & bestraffen
Ontstaan van instituties
Op een bepaald ogenblik & een wisselende continuïteit
o Historische constructies
o Verschillen naar ontstaanscontext
o Het zijn menselijke constructies
o Alle eisen samen => het ontstaan van primaire en secundaire instituties
Primaire instituties:
Door Malinowski uitgewerkt
De basisbehoeften die op het individuele niveau bevredigd moeten worden
Bv behoeften gericht op het voeden, het reproduceren, het realiseren van het lichamelijke comfort, het scheppen van veiligheid ,…
Elke samenleving moet een aantal voorzieningen / instituties ontwikkelen om die behoeften te bevredigen
Bv het gezin is een primaire institutie
Het huwelijk, verdediging en bescherming, training en opleiding zijn directe antwoorden op de behoeften van het individu
Secundaire instituties:
De instituties die tot de integratie van de primaire instituties leiden
Bv training en opleiding zijn niet mogelijk zonder het uitoefenen van macht over het individu
Bv het parlement
nstitutionalisering omvat twee deelprocessen:
o Complementair en gelijktijdig
De ontwikkeling van waarden en normen / de cultuurvorming
De ontwikkeling van een rollenpatroon / de structuurvorming
Kenmerken instituties:
o Bepalen de doelen en de wijze waarop die kunnen worden gerealiseerd
o Bepalen wie wat doet en hoe de onderlinge verhoudingen tussen actoren zijn
o Er ontstaan netwerken tussen mensen die de kern van een groep uitmaken
o Wie afwijkt van de regels, wordt gesanctioneerd
o Instituties scheppen verwachtingen
o De bovenstaande kenmerken (p. 31) leiden ertoe dat
Instituties op hun beurt aan de basis liggen van het ontstaan van organisaties met elk hun eigen structuur (gehelen van sociale relaties) en
Cultuur (gehelen van betekenissen)
Bv onderwijs => scholen
De voortzetting in de tijd van instituties
Berger & Luckmann:
o Zij vertrekken van een door en door sociologische premisse:
Elke vorm van menselijk samen handelen is een menselijk product
De manier waarop voortplanting, sociale controle of rechtspraak ontstonden, is gebaseerd op menselijke inbreng
o Instituties zijn gebaseerd op een externalisatie van menselijke praxis:
Idee is gedeeltelijk geïnspireerd op Marx
De mens moet, om te overleven, ingrijpen in de natuur
Bv de domesticatie van wilde dieren / het ontstaan van huisdieren
Ingrijpen in de natuur noemt men praxis
Het ingrijpen in de natuur / het vermenselijken van de natuur => invloed op de wijze waarop mensen met elkaar samenleven
o Objectivatie:
Het ontstaan van iets wordt niet verbonden aan de vorige generaties die ze ontwikkeld hebben
De handelingsvormen worden een objectieve realiteit (ontdoen van alle subjectiviteit)
Een transcendentaal karakter geven aan instituties (oorsprong buiten de wereld plaatsen)
Leidt tot de legitimatie (als wettig en als wenselijk laten ervaren van instituties)
Traditionele (= er is kennis over de manier waarop dingen gewoonlijk gedaan worden)
Geheel van volkswijsheid (= er zijn uitspraken en gezegden)
Legitimatietheorieën (= er zijn expliciete verantwoordingen per instituties)
Symbolische universa (= er ontstaan wereldbeschouwingen en ideologieën)
o Internalisatie:
De handelingsvormen worden een wenselijke realiteit (door opvoeding en training van de maatschappelijke orde)
Aangeleerd door het socialisatieproces
Die vier niveaus dragen bij tot het creëren van het objectieve karakter van instituties
o Een objectieve en gelegitimeerde sociale realiteit: groei nieuwe generatie
o Voorbeeld van legitimatie: de Vlaming en zijn huis
Traditionele informatie:
Elk gezin streeft ernaar om zijn eigen stek te verwerven. Een plaats te vinden waar ze thuis kunnen zijn
Theoretische proposities en gezegden:
‘Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.’
Expliciete legitimatietheorieën:
Wettelijke bescherming van de gezinswoning
Symbolische universa:
Ideologieën waarbij de rechten van het individu centraal staan