Dwanguitvoering
De normale manier van uitdoving van een verbintenis is de vrijwillige betaling. Als de schuldenaar zijn verbintenis niet vrijwillig nakomt, dan kan hij hiertoe gedwongen worden door de schuldeiser.
De schuldeiser heeft in beginsel recht op de uitvoering in natura. Die uitvoering in natura krijgt dus de voorkeur, al kan ze niet altijd worden gevraagd. Als de verbintenis er immers in bestaat om iets (niet) te doen, dan zou een verplichte uitvoering in natura een fysieke dwang kunnen leggen op de schuldenaar. Zo'n fysieke dwang wordt echter verboden door het algemene rechtsbeginsel Nemo potest praecise cogi ad factum. In zo'n geval zal er daarom een vervangende schadevergoeding worden toegekend (Art. 1142 B.W.)
Uitvoering in natura is toch mogelijk in de volgende gevallen:
- als het gaat om de betaling van een geldsom, dan kan er gedwongen beslag worden gelegd op het vermogen van de schuldenaar
- als het gaat om de levering van een species, dan kan de rechter de afgifte bevelen
- als de verbintenis erin bestaat toestemming te verlenen, dan kan een vonnis de wilsverklaring vervangen293
- de schuldeiser kan de uitvoering in natura laten uitvoeren door een derde, maar dan op kosten van de schuldenaar (Art. 1144 B.W.) of hij kan bestreden handelingen laten ongedaan maken (Art. 1143 B.W.)
Bovendien is er sinds 1980 de dwangsom294 in de Art. 1385bis tot nonis Ger. W.
De dwangsom
- wordt door de rechter vrij vastgesteld (kan niet door de partijen worden gestipuleerd)
- is accessoir (ter onderstuening van de hoofdveroordeling)
- is voorwaardelijk (treedt alleen in wanneer de hoofdveroordeling niet wordt nagekomen)
De dwangsom moet zó zijn dat men kan verwachten dat de schuldenaar zijn verbintenis zal uitvoeren. Ze heeft dus geen indemnitaire functie, maar wordt wel toegekend aan de schuldeiser. Een dwangsom mag trouwens niet worden opgelegd wanneer de hoofdveroordeling erin bestaat een geldsom te betalen of een arbeidsovereenkomst na te leven.