Differentiële associatietheorie van Sutherland
geeft uitsluitend verklaring voor crimineel gedrag, die overgenomen wordt van degenen waarmee men contacten onderhoud.
uitgangsveronderstelling: crimineel gedrag wordt aangeleerd binnen subsysteem/cultuur, bestaande uit kennis- en waardefactoren, die specifieke vormen van dit gedrag mogelijk maakt en voorschrijft.
Kenmerk subsysteem: primaire relaties tussen groepsleden, leren verloopt via informele contacten,
socialisatie/communicatieproces waarin dit gedrag wordt aangeleerd:
- aanleren van criminele technieken
- geven van rationalisatie/motieven/attitudes voor het plegen van het MD
Bij het bepalen v/h milieu waarin crimineel gedrag wordt aangeleerd wordt onderscheid gemaakt tussen:
- situaties waarin algemeen geldende waarden en normen als gunstig of ongunstig worden beschouwd
- situaties waarin een afwijzende houding t.o.v. deze elementen primeert
veel kans dat iemand een misdadiger wordt als deze laatste overheersen
= differentiële associatie principe
voorbeeld: stijgend jeugdig crimineel gedrag bij immigranten in de VS.
Waardensysteem van migranten wijkt af van de waarden van autochtone bevolking en de kinderen zijn zich er van bewust => discrepantie => onttrekking aan ouderlijk gezag waardoor de controle van de ouders verzwakt en de kinderen onder invloed van de waarden van de achterbuurt komen waar er een traditie van misdadigheid geld waar de algemeen geldende waarden als ongunstig worden beschouwd.
Kritiek:
- verklaart niet hoe het ontstaat
- delinquent gedrag reeds aanwezig zijn.