De vorm van het georganiseerde samenleving: De sociale structuur
• Sociale groepen:
Een dyade is de kleinst mogelijke sociologische eenheid die bestaat uit 2 personen (vb: huwelijk). Wanneer er een extra persoon bij komt ontstaat er een triade. Er kunnen verschillende coalities ontstaan, hierdoor ontstaat er een nieuwe eigenschap: de groep wordt autonoom tegenover de samenstellende leden en de onzekerheid neemt toe voor alle actoren. Een toename van het aantal groepsleden leidt ertoe dat het aantal mogelijke relaties sterk toeneemt, dus de groep complexer wordt. Een groep bestaat uit combinaties van mensen die van elkaar afhankelijk zijn. Dit is onderlinge afhankelijkheid of interdependentie. Interdependentie leidt tot onvrijheid. Deze onvrijheid brengt onzekerheid met zich mee. Personen binnen de groep die onderling samenwerken vormen een figuratie. Het geheel van figuraties noemen we een structuur.
Een belangrijke eigenschap van de toename van het aantal groepsleden is de verandering in directe en indirecte kennis die dit met zich mee brengt. Hoe meer indirecte kennis, hoe meer onzekerheid. Daarom moeten er algemene regels opgesteld worden. De staat is een voorbeeld van een sociale structuur met een set van algemene regels die onder meer de posities van de inwoners van een land en de gezagdragers bepalen.
SAMENGEVAT:
• Doelrealisatie is afhankelijk van samenwerking.
• Samenwerking leidt tot interdependentie.
• Interdependentie leidt tot onvrijheid van het individu en onvoorspelbaarheid van het handelingsverloop.
• Actoren die samenwerking vormen een figuratie.
• Alle figuraties samen vormen een structuur.
• Basiskenmerken van groepen:
Een sociale groep is iets anders dan een aggregaat of een sociale categorie. Een aggregaat bestaat uit mensen die zich toevallig op dezelfde plaats bevinden. Een sociale categorie bestaat uit een aantal mensen die één of meerdere gemeenschappelijke kenmerken hebben.
Essentiële kenmerken van een groep:
• Leden van een groep hebben gemeenschappelijke belangen: Groepen hebben een gemeenschappelijk doel en hierdoor gemeenschappelijke belangen.
• Leden van een groep interageren: Interactie is in functie van het doel. Daarom werken ze samen.
• Leden van een groep delen de rechten en plichten verbonden met het ‘lidmaatschap’: Elke groep heeft eigen regels, die een middel zijn het hoofd te bieden aan de complexiteit van de groep.
• Groepsleden hebben een gedeelde identiteit en een groepsgevoel: Het is echter onmogelijk om tot een groep te horen zonder het te weten. Ook de positie in de groep is belangrijk.
• Groepscultuur en groepsstructuur: Elke groep heeft een cultuur en structuur. De groepscultuur houdt verband met de betekenissen die mensen aan hun interacties in de groep geven. De groepsstructuur is het geheel van sociale relaties in de groep. De stabiliteit en permanentie van groepen is afhankelijk van het groepsgevoel. De capaciteit van de groep om samen te blijven is de groepscohesie. Hoe groter de groepscohesie, hoe meer de leden van de groep het belang van de groep voorrang geven op het eigen belang. Cooley maakt een onderscheid volgens het type groep. Hij heeft het over primaire (Emotioneel. Vriendschappelijk) en secundaire (Formeel. Functie gericht) groepen. Kenmerken van de primaire groep:
• Primaire groepen zijn klein. (face-to-face contact)
• Primaire groepen zijn blijven.
• Primaire groepsrelaties zijn diffuus. (Alle aspecten van het leven van de groepsleden kunnen aan bod komen in de primaire groep)
• Primaire groepen zijn op emoties gebaseerd en niet-instrumenteel. (De relaties tussen de leden van de groep draaien om wat de groepsleden voor elkaar voelen. De emotionele banden tussen de leden staan centraal) Kenmerken van de secundaire groep:
• Secundaire groepen hebben een variërende grootte.
• Secundaire groepen hebben een wisselende permanentie. (Een ledenwisseling brengt het bestaan van een secundaire groep niet in gevaar)
• De relaties in de secundaire groep zijn gespecialiseerd en gesegmenteerd. (De volledige persoon komt in de secundaire groep niet aan bod)
• De secundaire groepsrelaties zijn formeel en instrumenteel. (Relaties worden aangegaan omdat bepaalde doeleinden op die manier beter kunnen worden gerealiseerd)
• Formele organisaties:
Een formele organisatie is een groep waarvan de organisatie gericht is op het bereiken van een specifiek doel door een gecoördineerde, collectieve inspanning. Secundaire groepen liggen aan de basis van formele organisaties. De meest bekende organisatievorm is een bureaucratie. Voor we dit verder uitleggen moeten we enkele begrippen van Weber uitleggen:
Macht is de capaciteit om andere mensen iets te laten doen in overeenstemming met bepaalde regels of dictaten, of ze de toepassing van die regels nu als rechtmatig beschouwen of niet. Autoriteit draait om de legitimering van die macht door de ondergeschikten, wat betekent dat ze de machtsuitoefening als wettig aanvaarden. Er bestaan 3 types van autoriteit:
• Traditionele autoriteit maakt deel uit van een systeem waarbij machtsuitoefening als legitiem wordt beschouwd omdat ze verankerd ligt in het geloof van de onaantastbaarheid van tradities. (Geloof in traditie.)
• Charismatische autoriteit is gebaseerd op intense verering van personen. De autoriteit van een charismatische leider is dus volledig gebaseerd op kwaliteiten die de volgelingen hem toekennen. (Geloof in persoon.)
• Rationeel –legale autoriteit is gebaseerd op het geloof in de geldigheid van het recht. (Geloof in recht.)
Elk type van autoriteit heeft een eigen type van administratie of beheersing.
Traditionele autoriteit leidt tot stabiele beheersingssystemen, maar deze zijn ook sterk particularistisch: gebonden aan specifieke personen en plaatsen. Charismatische autoriteit leidt tot uiterst onstabiele beheersingssystemen. Rationeel –legale autoriteit leidt tot het ontstaan van precieze en universele beheersingssystemen.
Een voorbeeld bij uistek van beheersingssysteem gelegitimeerd door rationeel –legale autoriteit is de bureaucratie. Het meest typerende kenmerk van een bureaucratie is dat de individuele handelingen van personen geregeld worden door regels. Het doel van regels is het bereiken van specifieke organisatiedoeleinden. Essentiële kenmerken van een bureaucratie:
• Een bureaucratie is gebaseerd op functionele posities en niet op persoonlijkheden.
• De relaties tussen verschillende functies vinden plaats op basis van regels.
• De regels zijn neergeschreven.
• De taken in de organisatie worden op gespecialiseerde wijze uitgevoerd.
• De functies zijn hiërarchisch gerangschikt. Elke functie is ondergeschikt aan een andere.
• Functionarissen werken fulltime en voor een salaris.
• Er is een strikte scheiding tussen de taken van de functionaris en hij buiten de organisatie doet.
-Voorbeeld: gevangene vrij omdat dossier zoek is. Dit is een nadeel van een bureaucratie-