De staatsstructuur volgens de Taiho Ritsuryo
Door de Taika hervormingen werd de uji-elite niet van de kaart geveegd, maar werd ze omgevormd tot een burgerlijke bureaucratie die haar macht ontleende aan de centrale staat. De staat = de keizer, het hele land en volk waren zijn bezit en zijn macht stond boven de wetten. De praktische uitoefening van het gezag gebeurde door een door de keizer aangesteld apparaat van ambtenaren, die binnen het lader van de wetten en instellingen één welomschreven bevoegdheid kregen.
Regeringsstructuur: twee grote delen
- de raad voor Godsdienstzaken (Jingikan): eredienst aan de shintogoden en het beheer van de shinto-heiligdommen
- de Grote Staatsraad (Dajokan): de civiele administratie van de staat, geleid door een eerste minister (Dajoudaijin), één minister van links (Sadaijin) en één minister van rechts (Udaijin), die toezicht hadden over 8 ministeries (shou)
Indeling van het rijk:
- naast de hoofdstad meer dan 60 provinciën (kuni) met provinciale ambtenaren (kokushi) voor een termijn van 4 jaar, bevoegd voor administratie, juridische, militaire en politionele aard. De 5 kuni rond de hoofdstad waren aan een speciaal regime onderworpen.
- Kuni is onderverdeeld in commanderieën (gun), bestuurd door commanderie-ambtenaren (Gunji) uit de klasse van de kuni no miyatsuko.
- Een dorp (ri) bestond uit 50 gezinnen en het hoofd van het voornaamste gezin was dorpshoofd, bevoegd voor belastingen, politie en bevolkingsregistratie.
Er was een dienstplicht: elke vrije man tussen 21 en 60 jaar kon worden opgeroepen, volgens een aflossingssysteem was steeds 1/3 van de dienstplichtigen in dienst, hetzij
- in het provinciale leger (onder de bevoegdheid van de provinciegouverneur, dat verder was onderverdeeeld in detachementen (gundan) bevolen door officieren uit de Gunji klasse
- in de hoofdstedelijke wacht
- in de grenswacht (sakimori) van Dazaifu in noord Kyushu
Het leger had als voornaamste functie het handhaven van interne orde en gezag.
De centrale bureaucratie, met als top de 1e minister, werd gemonopoliseerd door de voormalige clan-aristocratie. Omdat de ambtelijke rangen in Japan erfelijk waren (niet zoals in China met een examensysteem) was er geen sociale mobiliteit. De heersende klasse bleef dezelfde als voor de Taika hervormingen. Deze hervormingen brachten geen sociale omwenteling maar gaven aan de macht van de heersende klasse een institutionele en rationele grondslag. Ook het Hemelse Mandaat nam men niet over. De keizer ontleende zijn legitimiteit aan zijn afstamming van de zonnegod en niemand kon hem die afnemen.