Algemene beginselen
Een schuldvordering is niet alleen een rechtsverhouding tussen personen, het is tevens een onlichamelijk goed dat deel uitmaakt van het vermogen van de schuldeiser. De schuldeiser kan over de schuldvordering beschikken zoals hij over de andere onderdelen van zijn vermogen kan beschikken.
De overdracht (cessie) van schuldvordering komt tot stand door de wilsovereenstemming tussen schuldeiser (cedent, overdrager) en derde (cessionaris, overnemer). Hierbij is de toestemming of medewerking van de schuldenaar niet vereist omdat zijn rechtspositie niet verandert. Hij moet echter wel op de hoogte worden gebracht van de wijziging van schuldeiser.
In beginsel zijn alle schuldvorderingen vatbaar voor overdracht. Ook toekomstige schuldvorderingen kunnen worden overgedragen, zolang die maar bepaalbaar zijn op het moment van overdracht. Niet-overdraagbaarheid kan voortvloeien uit de aard van de schuldvordering uit de wet of uit een overeenkomst.
- Uit de aard: een schuldvordering die intuitu personae werd toegestaan aan de schuldeiser, kan niet overgedragen worden
- Uit de wet: het loon van werknemers mag volgens de Loonbeschermingswet niet worden overgedragen
- Uit overeenkomst: partijen kunnen overeenkomen dat overdracht van schuldvordering niet mogelijk is
De overdracht van schuldvorderingen wordt voor schuldvorderingen op naam geregeld door de Art. 1689 en volgende287. Het B.W. beschouwt de overdracht van zo'n schuldvordering op naam als de verkoop van een onlichamelijk goed, maar eigenlijk kan ze ook in andere rechtsfiguren voorkomen (bijvoorbeeld overdracht tot zekerheid, ruil, schenking, inbetalinggeving, ...)
De wettelijke regeling (Art. 1690 B.W.) vindt geen toepassing wanneer de schuldvordering is neergelegd in een waardepapier. De overdracht vindt dan immers plaats op de wijze waarop overdracht voor andere waardepapieren gebeurt (afgifte, endossement).
De overdracht van schuldvordering vertoont veel gelijkenissen met de subrogatie. Het verschil is echter dat de overdracht hier doel op zich is, terwijl de overdracht bij subrogatie het gevolg is van de betaling door een derde.