Aansprakelijkheid wegens onrechtmatig handelen van de uitvoerende macht
Tot 1920 kon de overheid niet civielrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor haar handelingen als overheid. Met het Flandria-arrest kwam daar in 1920 een eind aan. In dat arrest werd het onderscheid tussen de overheid als particulier en de overheid als gezagsdrager als irrelevant beschouwd. Voortaan mocht de gewone rechter (op basis van de Art. 144 en 145 G.W.) burgerrechtelijke geschillen beslechten. Toch mocht de rechter niet oordelen over de opportuniteit van een overheidsbeslissing196 omdat dit een inbreuk op de scheiding der machten zou betekenen.
In het "koepokinentingsarrest" van 1963 liet men nog steeds niet toe om de opportuniteit te beoordelen. De rechter mocht echter wél een controle doorvoeren op de zorgvuldigheid en de wettigheid van de handelingen van de uitvoerende macht. In latere arresten mocht de controle ook over politieke rechten gaan en werd het verzuim van de overheid om een wet uit te voeren als een fout in de zin van 1382 beschouwd. Sinds 1980 kan de rechter de overheid ook tot herstel in natura of dwanguitvoering bevelen, zolang de continuïteit van de openbare dienst niet in het gevaar komt.
Wat betreft de uitvoerende macht, is er een eenheid tussen de administratiefrechtelijke legaliteitscontrole en de rechterlijke rechtmatigheidscontrole. Met andere woorden: de Raad van State en de burgerlijke rechter toetsen het overheidsgedrag aan dezelfde wettelijke normen. Dit heeft zijn consequenties:
- als de administratieve rechter met kracht van gewijsde heeft vastgesteld dat de overheid haar bevoegdheden heeft overschreden, kan de burgerlijke rechter een schadevergoeding toekennen
- de rechter kan de opportuniteit van de overheidsbeslissingen slechts marginaal toetsen
- de zorgvuldigheid wordt — naar analogie van de bonus pater familias — getoetst aan het criterium van de "redelijke overheid"198
De ambtenaren van de overheid bestaan uit organen199 en aangestelden. Dit heeft zo zijn gevolgen:
- ambtenaren-organen:
- de Staat is maar aansprakelijk binnen de beperken van hun wettelijke bevoegdheid200
- zij kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor zelfs een lichte fout201
- ambtenaren-aangestelden:
- de Staat is al aansprakelijk als er een indirecteband tussen de handeling en het werk bestaat
- zij worden beschermd door Art. 18 W.A.O.